Bauhaus


1919-1933

In 1919 stichtte Walter Gropius in het Duitse Weimar een rijksschool voor architecten, kunstenaars en industrieel ontwerpers, waar moderne, functionele vormgeving werd onderricht. Er werd met nieuwe productieprocessen geëxperimenteerd, studenten kregen de ruimte om een nieuwe, eigentijdse vormtaal te ontwikkelen. In een tijd dat alleen een elitaire bovenlaag zich (jugendstil) ontwerpen kon permitteren, werkte het Bauhaus vanuit het ideaal om mooi en praktisch design voor iedereen bereikbaar te maken.

De doelstellingen van het Bauhaus waren:
  • een grondige ambachtelijke opleiding 
  • creëren van hoogwaardige technische en esthetische producten 
  • accent op de functionaliteit van producten 
  • betaalbare producten leveren door industriële productieprocessen 
  • samenwerking binnen de kunstdisciplines om tot een Gesamtkunstwerk te komen
  • integratie van kunst in het dagelijks leven 
Naast elementaire vakken als vorm- en kleurenleer, compositieleer, tekenen, schilderen, beeldhouwen en kunstkennis kregen studenten les in metaal- en houtbewerking, weven, keramiek, glas-in-lood, fotografie, reclame, grafische vormgeving, meubelmaken, theatertechniek en toneelspel. Al deze vormen moesten  in dienst staan van de architectuur.




Het Bauhausmanifest was geïllustreerd met een afbeelding van een Middeleeuwse kathedraal. De naam 'Bauhaus' verwijst ook naar het Middeleeuwse gildensysteem: in navolging van de gilden en bouwloges kwam er bij de school een studentenflat, zodat studenten in een sociale leefgemeenschap grondige kennis van materialen en technieken kon worden bijgebracht. Ze konden ervaring opdoen met de eigenschappen en mogelijkheden van traditionele en moderne materialen. Het was een opleidingsinstituut met veel diversiteit en een zeer doordacht lesprogramma. De studenten werden opgeleid tot allround kunstenaar, waarmee ook het renaissance-ideaal van de 'uomo universale' werd nagestreefd.

In het BAUHAUS MANIFEST (1919) werden de belangrijkste uitgangspunten van het instituut verwoord.

Mannelijke en vrouwelijke studenten begonnen met gelijke kansen voor alle verschillende afdelingen. Uit een tekst van Anja Baumhoff blijkt echter dat dit zich nadelig ontwikkelde voor vrouwelijke studenten.
VROUWEN AAN HET BAUHAUS - EEN EMANCIPATIEMYTHE. PDF

Nicole Colin plaatst in BAUHAUS-FILOSOFIE – CULTUURKRITIEK EN SOCIALE UTOPIE het Bauhaus binnen het brede utopisch spectrum van zijn bestaansgeschiedenis. Zij noemt de ambivalente en soms tegenstrijdige utopische visies van Bauhaus-docenten.



Het Bauhaus trok veel internationale, beroemde kunstenaars aan die er langere of korte tijd les kwamen geven.
Studenten kregen les in alle vakken en leerden hun eigen creativiteit ontwikkelen in het experimenteren met de meest diverse materialen. Men ontwierp efficiënte, elegante meubelstukken en gebruiksvoorwerpen. Strak van lijn, eenvoudig van vorm, en vooral functioneel.

Nadat de conservatieve regering de eerste producten van de Bauhaus-idealisten gezien had, vond men ze veel te modern. Bovendien was het democratisch ideaal van de school in hun ogen veel te links. Weimar sloot de school. Na deze ruzie met de regering werd de school in 1925 naar Dessau verplaatst, waar men wel interesse had het Bauhaus. 


Geïnspireerd door de Middeleeuwse Bauhütten, ontwierp Walter Gropius een nieuw schoolgebouw, met ernaast zogenaamde 'meesterhuizen' als woonruimte voor docenten. De gebouwen in Dessau zijn rationeel (doordacht) van opzet. Gropius ontwierp het nieuwe Bauhaus vanuit de moderne ideeën van het Nieuwe Bouwen. Zo gebruikte hij skeletbouw: de voorgevel van de ateliers bestaat grotendeels uit glas waardoor er veel licht en lucht binnenkwam. Bovendien gaf skeletbouw de gebruikers van het gebouw veel vrijheid, omdat de binnenwanden ook geen dragende functie hebben is men vrij in de indeling van de ruimte. Door de lichte kleur, de geometrische vormgeving, grote ramen, ruime opzet en het ontbreken van ornamenten doet deze architectuur nog steeds modern aan.

In 1930 werd Ludwig Mies van der Rohe directeur van het Bauhaus.

Na de machtsovername van Hitler in 1933 sloten de Nationaal-socialisten het Bauhaus; zij noemden de school 'een marxistische kerk' waar 'Entartete Kunst' werd onderwezen. Hitler gaf veel kunstenaars een Berufsverbot en accepteerde alleen nog kunst die Arische idealen in beeld bracht en daarmee voor zijn propagandistische doeleinden kon worden ingezet.
Veel kunstenaars vluchtten naar Amerika, waar zij met hun ideeën om op een functionalistische manier te denken over kunst en vormgeving, anderen beïnvloedden. Na de tweede Wereldoorlog ontstonden overal opleidingen voor industriële vormgeving en architectuur die werkten met de lesprogramma's van het Bauhaus. Daarom kun je op het gebied van vormgeving en bouwkunst spreken van een internationale stijl.

Industriële vormgeving

De producten van het Bauhaus waren in eerste instantie ook niet populair bij de gewone bevolking. Zij vonden de onversierde producten te kaal en koud, men was gewend aan de gedecoreerde Jugendstilvormgeving en natuurlijker materialen. Maar met het principe van form follows function streefde het Bauhaus naar tijdloze ontwerpen. De gekozen materialen worden ook nu nog vaak met modern geassocieerd. De uitstraling van voorwerpen en meubels zat hem vooral in het materiaalgebruik, niet in (snel gedateerde) decoratie.

In het Bauhaus keek men eerst naar de functie, dan bedacht men pas een vorm die het beste paste bij het doel van het gebruiksvoorwerp. Op deze manier rekening houden met de functie wordt functionalisme genoemd. De vormen moesten zuiver zijn, daarom werd er zo min mogelijk versiering aan toegevoegd. Door de versiering weg te laten zorgde men er ook voor dat de basisvormen duidelijk herkenbaar bleven.

In de lessen vormleer van László Moholy-Nagy en Kandinsky werd het gebruik van basisvormen en -kleuren onderwezen. Ok Marianne Brandt ging uit van basisvormen als cirkel, bol en cilinder. Details liet men weg, de essentie van een ontwerp werd zichtbaar in zuivere vormen, en pure materialen, in de schoonheid van de eenvoud.






Er werd gebruik gemaakt van nieuwe technieken en materialen. Naast een verantwoorde vormgeving streefde men ook naar betaalbaarheid. En daarvoor was massaproductie een voorwaarde. Dat ideaal - goed vormgegeven producten die betaal waren voor iedereen- werd bereikbaar door eenvoudige geometrische vormgeving en het gebruik van industrieel verwerkbare materialen.

Een voorbeeld is de 'zwevende' buisstoel uit 1926 van Mart Stam. De stoel heeft een revolutionaire en nieuwe vormgeving: de vier traditionele stoelpoten ontbreken. Bovendien is voor het eerst metaal als materiaal voor een stoel toegepast. De stoel is gemaakt van gebogen metalen buis, licht in gewicht, neemt weinig ruimte in en is gemakkelijk in onderhoud. Doordat de stoel zitting veert is het zitcomfort goed. 
Mart Stam heeft bewust voor een strak en onversierd meubel gekozen, omdat de stoel dan gemakkelijk in serie machinaal vervaardigd kan worden. De stoel werd in productie genomen door het bedrijf Thonet.




Het ideaal van het Bauhaus leidde tot degelijk handwerk met een modern design dat voor iedereen betaalbaar werd. Dit wordt nog steeds nagevolgd, ook de HEMA en IKEA maken kwalitatief design 'voor de massa'. De vormgevingsstijl van het Bauhaus zien we tot op de dag van vandaag terug in vele ontwerpen en producten.



Typografie

Het Bauhaus heeft ook veel invloed gehad op de ontwikkeling van de grafische vormgeving en typografie.
Er werden nieuwe lettertypes ontworpen, en in posters, boeken, pamfletten of briefpapier werd gepeeld met logo's, lettertypes en de plaatsing op het vlak. Kleur werd gebruikt als steunkleur of om dynamiek te creëren. 
Letters met schreef en schreefloos, rechtop of cursief, smal of breed, kapitalen of onderkasten, zakelijke-, fantasieletters en handschriftachtige letters kregen een plek in strakke, functionele of speelse ontwerpen.



Architectuur

De heldere vormgeving van het Bauhaus met glazen gevels werd een voorbeeld van functionele, moderne architectuur. Bauhaus-studenten leerden een gebouw als een kunstzinnige en architectonische eenheid zien. Kunst en handwerk moesten weer een eenheid worden en de architectuur was de verbindende discipline voor al deze ontwikkelingen. Gebouwen werden compleet opgeleverd, inclusief meubels, lampen en stoffering.

Het ideaal was niet alleen om esthetisch verantwoord te bouwen, maar ook zo betaalbaar dat goede woningen (en mooi ontworpen producten) voor alle mensen beschikbaar kwamen. Rationele, functionele bouwtechnieken, goed sanitair, een groene omgeving en huursubsidie moesten dat mogelijk maken.


In Duitsland zette het Bauhaus moderne vormgeving tegenover de nationalistische pronkarchitectuur die de staat verheerlijkte. Walter Gropius was er de eerste directeur. Hij ontwierp grote woonprojecten in een sobere, rationele stijl.

Ludwig Mies van der Rohe werkte met uiterst vereenvoudigde, zuivere, geometrische vormen. Zijn ontwerpen worden gekenmerkt door strakke lijnen, heldere vormen en gebruik van vooral staal en glas. "Less is more" kenmerkt zijn stijl: de vorm werd tot het minimum teruggebracht, maar dat minimum moest qua verhoudingen en materiaalgebruik perfect zijn.
Onder leiding van Mies van der Rohe werkten verschillende architecten aan het project Siedlung Weissenhof, een tentoonstelling over moderne woningbouw. In 1927 organiseerde de Deutsche Werkbund in Stuttgart de tentoonstelling Die Wohnung, waarvoor aan de rand van de stad de 'Siedlung Weissenhof' werd gebouwd door architecten van internationale faam, die samen 33 woningbouwprojecten realiseerden. Het doel van de Werkbund was om de kwaliteit van industriële producten te verbeteren, in samenwerking met architecten, kunstenaars en ondernemers.
De 'Siedlung Weissenhof' had het karakter van een architectuurdemonstratie, vele duizenden bezoekers maakten kennis met het Nieuwe Bouwen. Het was een nieuwe wijk met 63 moderne, functionele woningen.
Alle woningen hadden een plat dak. Ter gelegenheid van de tentoonstelling ‘die Wohnung’ waren de huizen gemeubileerd. De architecten kozen voor strakke, onversierde meubels, die meestal in massa waren geproduceerd. Met veel licht, lucht, glas, terrassen, balkons, nieuwe, industriële materialen en  hypermoderne keukens was het dé droom voor de toekomst. Woningen waar arbeiders zouden kunnen wonen, in plaats van in kleine arbeidershuisjes.

Deze toonaangevende architecten in Frankrijk, Duitsland en Nederland ontwikkelden het nieuwe bouwen: moderne, functionele bouwkunst. In enkele jaren verspreidde de stijl zich over Europa en naar andere werelddelen. De bouwwijze werd bekend als de Internationale Stijl.

In de 'Siedlung Weissenhof’ werd doelmatig en rationeel gebouwd. De uitspraak van Ludwig Mies van de Rohe: ‘Less is more’ kreeg hier vorm: de kunst van het weglaten. Vorm en de functie spreken voor zichzelf, niets werd verstopt achter versieringen of omhulsels.

het nieuwe bouwen: functonalisme, internationale stijl (1920-1970) "Less is more"

Een zakelijke vormgeving die de functionele elementen van gebouwen benadrukt staat centraal. Er wordt
gebruik gemaakt van nieuwe materialen als gewapend beton en staal. Ook worden nieuwe bouwmethoden als montagebouw en standaardisatie toegepast. Het gebruik van overstekken en hoogbouw zijn kenmerkend voor deze stroming.
  • de functie van het gebouw is het uitgangspunt voor de vormgeving van ruimtes
  • strakke lijnen, zuivere geometrische vormen, vanuit het principe: ‘less is more’ - stereometrische volumes: kubusvormig en rechthoekig, maar ook cilinders en halfcilinders  
  • nieuwe materialen: gewapend beton, glas en staalconstructies: skeletbouw met zichtbare constructie, zichtbaar gebruik van beton (beton brut)
  • glad, wit pleisterwerk om zuivere vormen te accentueren. Terughoudend kleurgebruik, geen decoratie
  • platte daken, witgestucte wanden en asymmetrische composities
  • flexibele ruimten, harmonieuze verhoudingen, uitgekiende plattegronden, verplaatsbare wanden 
  • geen dragende buitenmuren: ramen brengen licht en lucht binnen, dus gezondheid
Le Corbusier 

Een van de deelnemers aan de 'Siedlung Weissenhof' was Le Corbusier. Bovenstaande uitgangspunten komen grotendeels overeen met zijn publicatie van "vijf punten voor een Nieuwe Architectuur":
  1. les pilotis: het gebouw moet boven de grond verheven worden, zodat het verkeer of het landschap eronder kan doorlopen, 
  2. le toit-jardin:  platte daken met beplanting als buitenruimte
  3. le plan libre: toepassing van skeletbouw, de ruimte binnen kan vrij ingedeeld worden: binnenmuren zijn overal te plaatsen, ze hebben geen dragende functie
  4. la façade libre: de gevel is een 'gordijnwand' zonder dragende functie
  5. la fenêtre en longeur: lange horizontale ramen over de gehele lengte van de gevel laten licht en lucht binnen
Om de vernielingen na de oorlog aan te pakken ontwierp de Fransman Le Corbusier prefab elementen van gewapend beton. Door deze toe te passen als skeletbouw maakte hij een vrijere indeling van ruimten mogelijk. Pijlers dragen de vloer en het dak. De plattegrond is daardoor één vrije ruimte die naar de behoefte van de bewoner flexibel ingedeeld kan worden. Le Corbusier ontwikkelde een systeem van organische verhoudingen, de Modulor, waarmee hij elk ontwerp afstemde op de menselijke maat. De Modulor hield ook rekening met de gulden snede. Maten als de hoogte van de stoelen, grootte van de gangen en bijvoorbeeld hoogte van het plafond paste hij aan het modulair systeem aan. Hiermee werden zijn ontwerpen praktisch, efficiënt en harmonieus.


Beroemd is zijn Cité Radieuse in Marseille, appartementsgebouwen met 18 verdiepingen op betonnen peilers in een groen park. De 337 appartementen hadden allemaal een terras en waren alle uniek. Le Corbusier wilde elk gezin de ideale woning aanbieden. Op het dak was een zwembad en een kleuterschool, beneden supermarkten en winkeltjes. Hij bouwde het ontwerp volledig met het modulair systeem.

Le Corbusier ontwierp grote projecten, tot complete steden aan toe. Zijn stadsontwerpen lieten tussen
hoogbouw veel ruimte voor groen. Elk woongebouw was min of meer als een zelfstandige eenheid gedacht, met veel gemeenschappelijke voorzieningen als winkels en recreatieruimten.

na WO II grootschaligheid

In Europa stond de architectuur na 1945 in veel landen lange tijd in het teken van de herbouw en de bouw van nieuwe steden. De gouden jaren zestig brachten een ware bouwexplosie teweeg. De kleinschaligheid van het ambachtelijk bouwen bleek in de grote steden niet meer haalbaar. Daarom werd de stad van de toekomst bedacht als een grootschalig gebouwde structuur. Er werd aandacht besteed aan de architecturale vorm van het gebouw als draagstructuur. Een ander uitgangspunt was dat de verschillende woonvolumes zich als modules moeten herhalen. In groene zones kwamen speeltuinen en parkeervoorzieningen. De infrastructuur van industrie-, landbouw- en natuurgebieden werdt ontworpen.

Alles lijkt geïnspireerd door de visie van Le Corbusier, zoals hij dat vorm gaf in zijn woonproject in Marseille. Het idee om woon- en werkgelegenheid van elkaar te scheiden, en alle woonruimte uit de binnenstad te weren, bleek echter niet levensvatbaar. De mensen voelden zich te geïsoleerd in hun flats, parken lagen er verlaten bij. Toch zijn er enkele merkwaardige projecten gerealiseerd, zoals de stad Brasilia door Lucio Costa en Oscar Niemeyer.

Bronnen

Lange, engelstalige documentaire over het Bauhaus: deel 1